dinsdag 10 september 2013

Geestverlichters, door Richard Ridderinkhof

Gevaarlijke Psychologie

Erasmus Darwin, buste door W.J. Coffee (1795)

Nieuwlichterij, dat was het. Volgens de heersende elite.  Aanvankelijk. Maar al snel ontketende de evolutieleer een revolutie, in zo’n beetje alle levenswetenschappen. Spannende tijden, heftige polemieken, kwaadsprekerij; het duurde best wel even eer de vakbroeders ook de verstrekkender implicaties omarmden. Om over de clerus maar te zwijgen.
Andere velden waren er vlotter bij: vooral de psychologie stond binnen de kortste keren op zijn kop. De evolutietheorie, en dan vooral haar voornaamste proponent Charles Darwin, drukte al snel een stevig stempel op de transformatie van metafysica naar (jawel) psychonomie. Vragen als “hoe is het allemaal zo gekomen” wierpen een nieuw licht op vraagstukken rond lichaam en geest. Emoties, bewustzijn, instincten, vrije wil; ze zouden voorgoed in een ander perspectief staan. De stroomversnelling hield pakweg een halve eeuw aan, en trok sporen die nog altijd richtinggevend zijn.


Toch is Darwin bij de doorsnee psychonoom niet zo gekend als prominent richtingwijzer. En vliegt Darwin al onder onze radar, wat dan niet te denken van zijn grootvader, Erasmus Darwin? Waar de cyberwereld niet vergeet haar grondleggers te eren als ze van hype naar hype buitelt (overmorgen liggen de GoogleGlasses alweer naast Hyves en MSN op het cyberkerkhof), blinkt de hedendaagse psychologie, in dit mind the brain tijdperk, minder uit in historisch bewustzijn – je zou haast vergeten dat haar wortels zich tot vóór het jaar 2000 uitstrekken.   

Erasmus Darwin dus – miskend talent, zelfs onder verstokte neurochauvinisten. Zijn pogingen om mentale processen uit te leggen in termen van neurale processen waren bepaald modern. Vrijdenker was hij, maar toch een tikje beducht voor de buzz – zo verlicht was Engeland nou ook weer niet aan het eind van de 18e eeuw. Verstopt in een addendum bij zijn Zoonomia (1792) stelde hij dat gedachten (de inhouden van de geest) niet los kunnen bestaan van de bewegingen van neurale vezels (nou vooruit, de hersenkennis had misschien nog een paar stappen te zetten). Ideeën zijn lichamelijke gevoelens; geen liefde zonder fysieke lust, zeg maar. Embodied cognition, toen al. Associaties tussen ideeën berusten op neurale processen, niet op een transcendente ziel. Het heersende dogma dat mentale processen zich ontrekken aan de fysieke natuur werd door Darwin ontzenuwd en, in bedekte termen, als spookverhaal weggezet. No body, never mind.  

Nu mainstream, maar destijds gevaarlijk. Want afwijkend van de traditionele metafysica. En dat zou hij weten. De geest was door God gegeven, en wel aan de mens. Gelieve de geest te zien als transcendent gegeven, los van het (dierlijk) lichaam. Dat de mens zich dus eigenlijk niet wezenlijk onderscheidde van het dier, daar werd niet iedereen blij van. Zou er toen al iemand geweest zijn die bevroedde tot welk magistraal oratorium kleinzoon Charles deze vroege etude van Erasmus later zou oppimpen?   

Dualistische dogma’s stelde je niet zomaar ter discussie. Descartes was gerehabiliteerd, maar rond 1800 was Spinoza nog altijd verketterd; als je niet uitkeek dan kon je zomaar beschuldigd worden van atheisme of, erger nog, materialisme. Als de autoriteiten (van kerk en overheid, dat liep nogal door elkaar) de censuur over je uitspraken dan kon je het wel schudden. Descartes’ Error, daar had je toen eens mee aan moeten komen. Ondanks zijn voorzichtige aanpak werd de oude Darwin voorlopig in de ban gedaan.  

Na 1815 stond er zelfs, geloof het of niet, gevangenisstraf op het publiceren van materialistische geschriften. Gevaarlijke psychologie. In 1819 was de gerespecteerde chirurg William Lawrence zo vermetel om, in de geest van Darwin, te schrijven dat krankzinnigheid een fysiologische stoornis is in plaats van een aandoening is van de ziel. Het kostte hem zijn baan. Wouter Buikhuisen kan er over meepraten. Onder aanvoering van inquisiteur Piet Grijs buitelde de natie over hem heen – zijn onvergeeflijke misdaad: hij had het gewaagd te veronderstellen dat aan de criminele geest misschien wel een afwijkend brein ten grondslag lag. Buikhuisen trok zich terug uit de wetenschap en sleet zijn verdere dagen in het antiekhandeltje van zijn vrouw.  Nooit echt gerehabiliteerd. Dick Swaab werd nog maar 20 jaar geleden bijna gestenigd vanwege zijn homokwab, maar is nu een gevierd voortrekker en popularisator. Het kan verkeren.

Wetenschappers wisten zich dus gemuilkorfd, begin 19e eeuw. Fictieschrijvers daarentegen konden weinig kwaad, en mochten wat meer vrijuit spreken. Ook over gevoelige zaken als de lichaam-geest kwestie.  In 1822 ging Ernst Hoffmann los met Meister Floh, een fantasie waarin je met een wonderbaarlijke microscoop recht in andermans brein kon kijken (GoogleGlasses avant la lettre). Of eigenlijk in andermans ziel, want je kon gedachten gelezen uit de bewegingen van de neurale vezels. Een rechtstreekse verwijzing naar onze Darwin. De Pruissische politie nam het manuscript weliswaar in beslag, maar na verwijdering van een gewraakte passage (waarin Hoffmann een Berlijnse magistraat op al te brutale wijze belachelijk maakte) mocht het alsnog gepubliceerd – met Darwiniaans gedachtengoed en al. Hij wel.  

Nog meer explicit content treffen we bij Mary Shelley. U kent haar boek wel, van de film, en dan vooral de onvergetelijke vertolking door Boris Karloff in 1931. Maar het boek zelf uit 1818 is zeker zo meesterlijk: Frankenstein. Niet vernoemd naar het monster, trouwens, maar naar zijn schepper: Dr. Frankenstein. Briljant maar bezeten, strevend naar schoonheid en perfectie. Ons aller rolmodel, zeg maar. Op wonderbaarlijke wijze slaagt hij er in een lijk tot leven te brengen. Met lekker veel bliksem; de fantasie was niet weinig geprikkeld door Galvani’s ontdekking dat dooie kikkers levensecht bewegen als je ze onder stroom zet. Maar Frankenstein’s droom zou snel in een nachtmerrie verkeren, want zijn schepping blijkt verre van volmaakt. Als zijn schepper vlucht in afgrijzen, trekt het levende lijk de wijde wereld in. Het androïde monster leert de betekenis van taal en van gevoelens, als hij huiselijke scènes begluurt. “I perceived that the words they spoke sometimes produced pleasure or pain, smiles or sadness, in the minds and countenances of the hearers.” Maar woorden als goed en kwaad brengen hem in verwarring – hij kan de betekenis ervan niet invoelen. Denk Darwin. Als hij gesnapt en verjaagd wordt (rejection hurts; zijn anterior insula doet het kennelijk nog goed) ontvouwt zich het verhaal van kwaad tot erger. Rousseau all over again: we worden niet slecht geboren, we worden slecht gemaakt. (Shelley kende haar klassieken.)  

De metafysica schreef voor dat de transcendente begrippen goed en kwaad niet afhangen van ervaring (en al helemaal niet van gevoelens als pleasure and pain). Shelley onderstreepte dat ideeën pas inhoud krijgen als ze gepaard gaan met gevoelens zoals je die lichamelijk ondergaat. De echo van Erasmus; zij kwam er mee weg. Misschien juist wel omdat het niet goed afliep. In een voorwoord ontboezemt echtgenoot Percey Shelley dat inspiratiebron Darwin daadwerkelijk de mogelijkheid van androïden voorzien had. Percy Shelley werd zelf overigens beschuldigd van blasfemie en opruiing vanwege zijn gedicht Queen Mab uit 1813, waarin hij schreef: “There is neither good nor evil in the universe, otherwise than as the events to which we apply these epithets have relation to our own mode of being”. Je moest het ook weer niet te bont maken. Er zijn grenzen, zelfs aan de fictie.
Doodzwijgen werkt maar voor zo lang als het duurt. Toch zou er nog heel wat water door de Rijn stromen eer de geest, eenmaal uit de fles, zich ook wetenschappelijk in het lichaam verankerde. Frankenstein gaf het lichaam de geest, en zie, het ging mis; Erasmus Darwin schonk de geest een lichaam, en zie, alles kwam goed – uiteindelijk. Pionier, mag dat gezegd? Ergens in mij schuilt een neuromanticus. 

--RR


Voor deze uiteenzetting heb ik dankbaar gebruik gemaakt van talloze bronnen, waarvan er één speciale vermelding verdient: het onvolprezen (maar zelden gelezen) “From Soul to Mind” van Edward Reed (1997).  Geschiedenis maar dan niet saai.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten