vrijdag 24 februari 2012

Psychonomics 2011: de trending topics

Van 3 tot en met 6 november vond hèt congres voor elke psychonoom plaats (op het NVP congres na, natuurlijk), genaamd ‘Annual Meeting of the Psychonomic Society’, oftewel Psychonomics. Het Sheraton hotel in Seattle was omgetoverd tot een walhalla voor psychonomen. Ondanks de regenachtige reputatie van deze stad begon het congres zonnig. Voor degenen die niet naar het congres zijn geweest of voor degenen die behoefte hebben aan een samenvatting, volgt hier een stuk over de trending topics tijdens Psychonomics.

Werkgeheugen en niveau van verwerking
Donderdagavond startte Psychonomics met de registratie en het congres werd dit jaar weer druk bezocht. Nadat iedereen zijn horloge had ingesteld op Psychonomic time was het tijd voor de eerste postersessie eventueel onder het genot van een lokaal gebrouwen biertje. Tegen het einde van het congres blijkt dat de meeste praatjes over werkgeheugen gingen. Na Baddeley is dit nog steeds een populair onderwerp. De abstracts van dit topic heb ik in een woordenwolk gestopt en daaruit kwam naar voren dat “processing” een belangrijk thema was. Uit nadere inspectie bleek dat dit woord vaak voorkwam in de combinatie “levels of processing”. Een van de vragen was “hoe beïnvloedt de “level of processing” het werkgeheugen?”. Het is al geruime tijd duidelijk dat wanneer informatie met een sterker niveau van verwerking wordt geleerd, deze informatie beter in het langetermijngeheugen (LTG) blijft. Recentelijk vonden Rose et al. (2010) dat dit effect het LTG onderscheidt van het kortetermijngeheugen (KTG). Valerie Camos et al. hebben dit verder onderzocht, door het niveau van verwerking te manipuleren, onafhankelijk van aandacht voor de tweede taak. Wanneer er aandacht was voor maintenance van de stimuli, resulteerde een diepere verwerking van de stimuli in meer herinneringen op zowel lange als korte termijn. Bij verminderde aandacht werd minder onthouden op de korte termijn. Dit vonden Rose et al ook. Kortom, zowel in KTG als LTG beïnvloedt het niveau van werkgeheugen de prestatie op een geheugentaak. Rose et al. hebben zelf nader onderzoek verricht naar het onderscheid tussen het KTG en LTG op het niveau van informatieverwerking. Met een meta-analyse vonden ze dat de invloed van diepere verwerking in het KTG voor een groot deel afhangt van de hoeveelheid beschikbare aandacht voor de taak.

Visueel werkgeheugen
Uit de woordenwolk kwam ook het woord “visual” naar voren. Diane Pecher onderzocht of actiemogelijkheden een rol spelen in visueel werkgeheugen voor objecten. Een actiemogelijkheid is een kenmerk van een voorwerp, dat een individu toestaat om een actie ermee uit te voeren. Een stoel nodigt bijvoorbeeld uit om te gaan zitten. Proefpersonen probeerden plaatjes van manipuleerbare en niet-manipuleerbare objecten in het werkgeheugen te houden, terwijl ze onzinlettergrepen herhaalden en handgebaren maakten. De geheugenprestaties verminderden wel bij concurrerende taken, maar de prestaties verschilden niet voor manipuleerbare en niet-manipuleerbare objecten. Het lijkt er dus op dat actiemogelijkheden niet gebruikt worden voor het visuele werkgeheugen.

De vraagstukken over het werkgeheugen gaan veelal over twee domeinen. Diane Pecher onderzocht het visuele domein en het motorische domein. Candice Morey et al. onderzochten ook het visuele domein, maar wisselden het motorische domein in voor het verbale domein. De huidige modellen voor werkgeheugen (bijv., Baddeley, 1986; Repovš & Baddeley, 2006) worden ondersteund door het vinden van hogere geheugenkosten bij concurrerende taken, wanneer stimuli uit hetzelfde domein komen dan wanneer ze uit een verschillend domein komen. Maar Morey et al. vonden een asymmetrisch patroon tussen een verbale en visueel/spatiële taak. Wanneer de verbale geheugenbelasting toenam, leidde dit tot een geleidelijke afname van de prestaties op de visuele geheugentaak. Wanneer de visuele geheugenbelasting toenam, had dit weinig effect op de prestatie op de verbale geheugentaak. Bij een extra beloning voor goede antwoorden tijdens de visuele taak werd nog steeds hetzelfde patroon gevonden.

Het werkgeheugen werd niet alleen  bij mensen onderzocht. Wright et al. onderzochten of proactieve interferentie zou plaatsvinden bij vier duiven. Proactieve interferentie betekent dat een oude herinnering het leren en herinneren van nieuwe informatie verstoort. Na het bekijken van de reisfoto’s werden de duiven  getest op een geheugentaak met reisfoto’s, die op verschillende tijdstippen werd aangeboden. Tijdens deze geheugentaak lieten de duiven merken wanneer ze een foto eerder hadden gezien of dat het een nieuwe foto was. Foto’s die 16 trials later werden herhaald, leidden tot meer proactieve interferentie. Verder bleek dat proactieve interferentie het grootst is bij een geheugentaak met een lange vertraging (10 s) en wanneer de geheugentaak direct werd aangeboden na het voorgaande trial. De proactieve interferentie nam geleidelijk af naarmate er meer trials tussen zaten. De tijd tot de huidige trial gedeeld door de tijd tot de interfererende trial voorspelde hoe presentatieduur, tussentrial intervalduur, en uitstelling van de geheugentaak, proactieve interferentie het visueel werkgeheugen beïnvloedt.

Complexe cognitie
Uit de woordenwolk kwam nog een onderwerp naar voren: ”complex”. Dit woord kwam veel voor in combinatie met cognitieve functies. Robert Logie et al hebben proefpersonen een aantal taken laten doen in een gesimuleerd winkelcentrum en kantoor (de Virtual Errands Test). Hun doel was om te onderzoeken hoe verschillende cognitieve functies zoals planning, retrospectief en prospectief geheugen, visueel en spatieel en verbaal werkgeheugen bijdragen aan alledaags multitasken. Met behulp van een analyse vonden ze van de drie constructen geheugen, plannen en intentie, dat geheugen en planning een zwakke link hadden. Beide hadden wel een sterke link met intentie. Deelnemers die hun vooraf geplande planning volgden, scoorden hoger dan deelnemers die hun plan gedurende het multitasken veranderden. De kwaliteit van het vooropgezette plan was niet van belang. Als je tijdens deze complexe taken wordt gestoord, presteer je ook nog eens beter. Let wel, de prestatie wordt alleen beter wanneer de interruptie relevant is voor de taak (Nancy Franklin, et al). Deze relevante interrupties zouden de arbeid van het werkgeheugen en prospectief geheugen verlichten, doordat de complexe omgeving minder gecontroleerd hoeft te worden. Om complexe taken op te lossen was het vereist om parallel problemen op te lossen. De interrupties leidden de proefpersoon weer terug naar opgeschorte taken, waardoor de prestatie op de hoeveelheid verzamelde data en efficiëntie verbeterde.

Maar wat dan als u last heeft van vervelende afleiding tijdens uw werkzaamheden? Simon Farrell et al, vonden dat vrije tijd de negatieve effecten van afleidende werkzaamheden te niet kan doen. Deze vrije tijd wordt dan gebruikt om opgeslagen afleidende informatie te verwijderen. Dus na een wandeling, kunt u zich weer beter focussen op uw werkzaamheden.
Mocht u uw werkgeheugen willen verbeteren, valt dit dan ook te generaliseren naar complexe cognitie? Helaas vonden Thomas Redick, et al. van niet. Jongvolwassenen namen deel aan 20 oefensessies voor een adaptieve dual n-back taak of een adaptieve visual search taak. De controlegroep kreeg geen oefening. Alle deelnemers deden vooraf, halverwege en achteraf een test om multitasken, werkgeheugencapaciteit, vloeibare en gekristalliseerde intelligentie en perceptuele snelheid te meten. Het bleek dat de prestatie op de dual n-back en visual search taak wel verbeterde, maar er vond geen transfer plaats naar andere cognitieve vaardigheden.
De analyse van de woordenwolk eindigt hier en omdat er nog andere interessante onderwerpen aan bod kwamen, volgt hier onder nog informatie over het nut van skateboarden en films kijken.

Skateboarden
Als je veel skateboardt, kan je beter voorspellen van welke helling een bal het snelst rolt (Michael Mcbeath et al). Eerst werd werk van Rohrer bevestigd: mensen zijn over het algemeen slechter dan kans bij het voorspellen van welke helling een bal het snelst rolt. Vervolgens werd gevonden dat ervaren skateboarders juist beter dan kans presteerden op de vraag bij welke helling ze het snelst beneden zouden zijn. Skateboarders waren dus minder geneigd om de langzamere maar consistentere helling te kiezen en kozen vaker de helling met een knik en een steilere afdaling in het begin. Voor onderwijsdoeleinden zou dit betekenen dat studenten zich moeten voorstellen dat ze zelf de bal zijn of dat ze skateboardend een helling af gaan. Op deze manier kunnen belichaamde cognitieve bronnen worden aangesproken om deze natuurkundige actieproblemen op te lossen.

Naar de film
Ook leerden we tijdens Pychonomics om anders naar films te kijken. Je zou dit onderwerp eerder in Hollywood verwachten, maar er was een heus symposium waar de psyche van het film maken centraal stond. Hoewel filmmakers weten dat mooie overgangen worden waargenomen wanneer er wordt geknipt in het midden van een actie, onderzocht Arthur Shimamura wat proefpersonen de mooiste overgangen vonden in een videoclip. Ze lieten een kort filmpje zien waarin een vrouw uit een glas dronk. In het midden van de actie was er geknipt. In alle condities was het gedeelte voor het knippen hetzelfde. Na het knippen was er gefilmd vanuit een andere hoek en ging de actie in real time verder, of sprong de actie een stukje verder in de tijd of overlapte de film met een stuk uit het gedeelte voor het knippen. Proefpersonen vonden dat de filmpjes met overlap de beste overgang hadden. Er is dus sprake van een overlapbias.

Bij het maken van films is het ook belangrijk om op een subtiele manier de aandacht van de kijker te manipuleren, zodat de kijker de aandacht verplaatst. Om de oogbewegingen van de kijkers te sturen gebruiken filmmakers technieken zoals bewerken, compositie en beweging van de camera. Tim Smith onderzocht hoe effectief deze technieken zijn. Terwijl proefpersonen TV en filmclips bekeken werden de oogbewegingen geregistreerd. De hierboven genoemde technieken correleerden allen met de oogbewegingen. Extreme visuele contrasten zoals focus en beweging, voorspelden naar welke locatie proefpersonen keken. In combinatie met knippen, camerabeweging en kaderen van gezichten, waren de oogbewegingen tussen proefpersonen erg constant. Deze resultaten bevestigen heuristieken binnen de filmwereld.

Zoals Alfred Hitchcock ooit zei: drama is leven, met de saaie stukken eruit geknipt. James Cutting et al. vroegen zich vervolgens af hoe films dan gestructureerd zijn en of dit te vergelijken is met het dagelijks leven? Ze hebben meer dan 200 Hollywood films bekeken (geen verkeerde baan) en opgedeeld in shots and acts en nog een klein deel hiervan in scènes. De patronen van beweging en licht werden ook geanalyseerd. Het blijkt dat films beginnen en eindigen met langere shots, waarin meer beweging zit dan shots in het midden van een scene. Verder geven films over het algemeen een consistente tijd en plaatsaanduiding. Karakters en inhoud zijn hierbij belangrijke modulatoren.
Hoe vindt de perceptie van tijd dan plaats in films? Films segmenteren tijd, omdat ze bestaan uit een groot aantal shots die bij elkaar zijn gebracht door bewerkingen. Deze bewerkingen vallen kijkers nauwelijks op. Jeffrey Zacks et al. vroegen zich af of deze bewerkingen dan ook geen effect hebben op de perceptie van tijd. Gedrags- en beeldvormende studies suggereren dat kijkers het verhaal segmenteren naar gebeurtenissen, gebaseerd op veranderingen in de situatie in de film, en minder op bewerkingen. Dus, bewerkingen in films organiseren tijd niet doordat  de structuur van de film veranderd, maar omdat ze de kans bieden voor een verandering van de situatie in de film.

Dit waren een aantal highlights van Psychonomics. Nu weten we weer wat meer over het werkgeheugen, natuurkunde en zullen tegenwoordig anders naar films kijken. Tot volgend jaar!

[KS]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten